De buitenlocatie van Schutterij Ravenstein grenst aan de Hofstede Ravenstein. 

Het Noordhof en het slot
De transportakten uit het Archief van het Gerecht van Kloetinge geven een goed beeld van de landschappelijke ontwikkelingen vanaf circa 1600 rondom de huidige hofstede Ravenstein. Wat allereerst opvalt is dat de straat vroeger nog geen Noordeinde heette maar vrijwel steeds als Heerestrate werd aangeduid. 

 

De aangrenzende hofsteden en landerijen lagen “op het noort eijnde van desen dorpe”. Tevens werd na 1600 in het geheel niet gerept van een kasteeltje in dit gebied. Wel is in 1738 sprake van een “woonhuijs genaemt het Slodt staande op 150 roeden eigen erve sijnde vroone”. 

Tussen 1601 en 1714 wordt deze locatie in de Schepenaktenboeken, de Registers van transporten en die voor belastingen op jonge en oude boomgaarden steevast als -oude- boomgaard vermeld. Het eerdere kasteeltje, wat tot 1453 eigendom was van de Heren van Waenskinderen, zal dus ergens in de 16e eeuw afgebroken zijn. Geen wonder dus dat Smallegange kort voor 1700 in zijn kroniek hier geen aandacht aan besteedde.

Woonhuis 't Slot was geen lang leven beschoren, want in 1832 staat het terrein in het Kadaster als weiland vermeld. Het verval moet wel erg snel zijn gegaan, want in 1809 was het nog een “sterke en welbetimmerde hofstede” met daarbij twee schuren, een bakkeet en een wagenhuis. De naam verdween hier echter niet mee, want in de Goessche Courant van 1 november 1887 lezen we de volgende aankondiging: “Openbare verkooping van 39 olmenboomen staande te Kloetinge op het slot, achter de hofsteede bewoond door J. van Liere Cz”.

Resumerend kan geconcludeerd worden dat hofstede Noordhof kort na 1714 is afgebroken en dat daarna iets ten noorden daarvan, op de plaats waar zich eertijds het kasteeltje bevond, een woonhuis -later hofstede- met de naam 't Slot verrees.

Het Schuurhof en Ravenstein

Uit de Gemeenterekeningen van Kloetinge (1709-1807) volgt dat Jan Haverhoek de Jonge vanaf 1737 schepen was en vervolgens in 1770 tot schout van Kloetinge werd benoemd. Met de jong overleden Cornelia de Jager kreeg hij twee kinderen (Jan en Cornelia) om daarna in 1744 te hertrouwen met Willemina op 't Hof uit 's Heer Arendskerke. In de Kloetingse "kohieren van geheven bedragen op huizen en erven" staat Jan Haverhoek eerst alleen in het Noordeinde van Kloetinge vermeld. Vanaf 1763 komt daar een huis aan de noordkant van het Marktveld bij. In zijn laatst opgestelde testament uit 1787 is sprake van een hofstede met ruim 120 gemeten (bijna 50 ha) gepacht en eigen land in Kloetinge, Vlake en Goes en een nieuw gebouwd huis. Hij liet hierbij optekenen dat het zijn zoon Cornelis “vrij staat” zijn hofstede met al het zaai- en weiland uit zijn nalatenschap te aanvaarden. Hiervoor zou hij dan 25 ponden Vlaams per gemet “ten boedele moeten inbrengen”. Zoon Pieter stond het vrij na mindering op zijn erfdeel het nieuw gebouwde huis en erf op Kloetinge te aanvaarden. Later komen we Cornelis Haverhoek in de Bevolkingsregisters als welgesteld bouwman en Pieter Haverhoek als arbeider tegen.

Rest nog de vraag wanneer de huidige hofstede gebouwd is en wanneer het de naam Ravenstein kreeg. In de Goessche Courant wordt de Kloetingse hofstede Ravenstein voor het eerst in 1929 genoemd. Andere bronnen zijn echter nog niet geraadpleegd. Op de kaarten van J.F. Metzger (eind 18e eeuw) en het Kadaster (1832) is de boerderij in zijn huidige vorm duidelijk waar te nemen. Op de kaart van Hattinga uit 1753, welke zo'n vijf jaar daarvoor was opgemeten, staan twee gebouwen die niet met de situatie op de twee hiervoor aangehaalde kaarten overeenkomen. Het eerste testament van Jan Haverhoek de Jonge uit 1761 vermeldt dat hij op “een hofsteede” woonde. Het lijkt er daarom op dat Ravenstein tussen 1748 en 1761 is gebouwd. Dit ligt tevens in lijn met een vrij recente schatting van de ouderdom van de tegels die zich in de woonkamer, de keuken en de gang bevinden.

Agenda

Geen evenementen