Kloetinge
Het ringdorp Kloetinge is te rangschikken onder de oudste dorpen van het eiland Zuid-Beveland. De stichting van het dorp moet men omstreeks de 10e eeuw dateren. Op de plaats van Kloetinge was toen een tijdelijke verblijfplaats van herders, die van Walcheren of Noord-Beveland kwamen.

De dorpsnaam zou samen kunnen hangen met kloeten, opgevat als kluiten. 
Rondom dit dorp heeft een reeks van kunstmatige hoogten, bergjes, gelegen. Ooit zijn dit verdedigbare punten geweest, waarop - in de meeste gevallen - torenachtige bouwwerkjes hebben gestaan. Dit geeft aan dat Kloetinge in de middeleeuwen van strategische betekenis is geweest.

http opleidinfo kloetinge algemeen 1640 html 555a6f16Goes en Kloetinge lagen in de Tachtigjarige Oorlog strategisch zeer belangrijk, waardoor men inkwartiering van Spaanse soldaten kreeg. In 1572 werd Kloetinge door oorlogsgeweld tweemaal platgebrand. In 1578 kwam het gebied in handen van de Prins van Oranje.
In 1216 wordt gesproken over Clotinge, dat later Cloetinge werd en tenslotte Kloetinge. In de volksmond (dialect) spreekt men over Kloetehe of Klusdurp.

Een ander teken van de welvaart in Kloetinge is de imposante Geerteskerk, waaraan men in 1250 (noorderbijkoor) begon te bouwen. Hiervoor stond er eerst een houten kapel, die later werd vervangen door een stenen. Deze werd uitgebouwd tot het majestueuze kerkgebouw. Het bijkoor en het hoofdkoor dateren van de 13e eeuw. Het laatstgenoemde is een mooi voorbeeld van Vlaamsgotische baksteenbouw uit die periode. Het schip van de kerk dateert van de 15e eeuw en was oorspronkelijk driebeukig. In 1500 werd deze vervangen door één beuk. De toren werd in 1494 voltooid. De Geerteskerk is gewijd aan de heilige Geertrudis. Sint Geertruida was/is de beschermster tegen ratten- en muizenplagen.

Naast een grootse kerk verschenen in de omgeving ook verschillende versterkte boerderijen, ofwel kastelen. Het huis "Smallegange" en de heren van Kloetinge verbleven in slot Ravenstein. Dit slot moet op de plaats van de tegenwoordige boerderij Ravenstein in het Noordeinde hebben gestaan. Beide zijn in de loop van de achttiende eeuw afgebroken.

Van de parochie Kloetinge wordt aangenomen dat het de moederkerk van Goes is geweest. In ieder geval is Kattendijke eruit ontstaan. Als het anders was gelopen hadden ook de gehuchten De Groe en Heer Elsdorp kunnen uitgroeien tot echte dorpen. Daar had de Kloetingse kerk kapellen, gewijd aan Sint Maarten en Sint Margriete. Maar de gehuchten vielen ten prooi aan de voorspoed van andere kernen en aan ruilverkavelingen en wat ervan rest is niet meer dan een straat- of en veldnaam. Hetzelfde lot ondergingen Abbekinderen, Blaemskinderen, Bordelop, Mannee, Tervate en Waenskinderen.


De vaete in Kloetinge

Een van de bestbewaarde dorpsdrinkputten van Zeeland, vates, ligt in Kloetinge. Het is van oorsprong een kreekrest en tot in de zestiende eeuw gebruikt als haventje. Vroeger lag er een drafbaan voor ringrijders omheen, maar die is met de ringrijderij verdwenen. De kerkring en het kerkepad met linden maken Kloetinge, samen met de oorspronkelijk dorpsuitleg, tot een plaatje. Daar werkt ook de molen aan mee: een degelijke gemetselde bovenkruier, die sinds 1704 graan van vruchtbare Kloetingse bodem heeft gemalen.

Kloetinge stond tot de herindeling van 1970 bekend als een van de rijkste gemeenten van Zuid-Beveland. In het begin leefden de Klusdurpers, zoals de Kloetingers - misschien met een beetje afgunst - in Goes worden genoemd, van landbouw en schapen. De wol werd er gesponnen en geweven en later ook geverfd. Ook de teelt van de meekrapwortel, grondstof voor rode verf, bracht geld in het laatje maar samen met de lijnzaadteelt verdween die bron van inkomsten in de negentiende eeuw. Landbouw en fruitteel zijn nog steeds belangrijke middelen van bestaan, maar Kloetinge is toch vooral een woondorp geworden. Die functie heeft zich in de afgelopen jaren alleen maar meer ontwikkeld met de bouw van het Oostmolenpark, ten zuid-oosten van het dorp. Naar dat gebied moest Goes ook uitwijken toen een psychiatrisch- en een algemeen ziekenhuis een plaats moesten krijgen.


Buys Ballot

Maar ook daarvoor al stond Kloetinge op de kaart. De natuurkundige Buys Ballot, die de invloed van de draaiing van de aarde op de windrichting in een wet vastlegde, werd geboren aan het Marktveld en ook de Brassband Excelsior houdt al jaren een naam hoog in de muziekwereld.

In de 16e en 17e eeuw waren de belangrijkste middelen van bestaan landbouw, zoutwinning en leerbewerking. Na 1900 was er een snelle groei van inwoners. Dit kwam door het gunstige belastingklimaat. Veel gegoede Goesenaren vestigden zich toen in Kloetinge en het dorp kreeg dan ook de bijnaam 'Het Wassenaar van Zeeland'.

De gemeente Kloetinge hield als zelfstandige gemeente in 1970 op te bestaan. Hiermee kwam aan bijna tien eeuwen zelfstandigheid een einde. Tegenwoordig zijn het dorp Kloetinge en de stad Goes aan elkaar vastgegroeid, waarmee Kloetinge in de praktijk bijna een wijk van Goes is geworden. Dit geldt al helemaal voor de nieuwbouwwijk Oostmolenpark, dat officieel onder Kloetinge valt maar gevoelsmatig bij Goes thuishoort.

De naam Kloetinge
Hiervoor zijn meerdere verklaringen te vinden.

Een heeft te maken met het ophogen in de strijd tegen het water: kloeten staat voor kluiten. Hierbij valt te denken aan de vliedbergen; de kunstmatig aangebrachte terpen waar het vee op gedreven werd bij watersnoodrampen.

Maar er wordt ook gezegd dat de naam is afgeleid van het Germaanse KIö ta, wat `rond ding' betekent. In het Topografisch Woordenboek voor België en Nederland door M. Gijseling, zou Kloetinge afgeleid zijn van Klotingja (klö ta), Germaans voor een bol, rond voorwerp. Het dorp Kloetinge ligt inderdaad op een ronde “verhevenheid” (verhoging in het landschap). Dat slaat dan op de Bijganck, zoals de merkwaardige door wegen omsloten cirkel heet en waarvan het ontstaan een mysterie is.
Ook volgens Rentenaar in zijn artikel in “Archief 1992” van het Koninklijk Zeeuws Genootschap der Wetenschappen moet de naam gekarakteriseerd worden als: “plaats die gekenmerkt wordt door een verhevenheid”. Deze verklaring benadert de waarheid het dichtst.

De naam zou ook afgeleid kunnen zijn van “Kloetelingen”, de speciaal gestoken schorzoden van groot formaat, afkomstig van buitendijkse gronden: de schorren. Ze worden voor 1860 in Zeeland gebruikt, al of niet in combinatie met brikken, voor het uitvoeren van eenvoudige zinkwerken. Bewijzen zijn hier echter niet voor te vinden. De naam “kloetelingen” komt voor in het testament van Adriaan Bommenee.

Verheye van Citters denkt echter weer aan de Cloete, de opwas waar men de kloete of boom gebruikt om de schepen voorbij te duwen. De uitgang “-inge” zou op een waternaam duiden.

Kloetinge is een zogenaamde “Ambachtsheerlijkheid”. In het Jachthuis woont (nog steeds) de Ambachtsvrouwe, de achterkleindochter van J.C. Patijn. Hij kocht in 1843 de grond en de titel van Ambachtsheer. Roemrijke geslachten als Van Borssele en Van Brederode waren hem vooraf gegaan. Het oude Ambachtsherenhuis is rond 1880 afgebroken; het stond bij de kerk waar nu de pastorie ligt. Ter vervanging is het Jachthuis gebouwd en de buitenschietbaan van Schutterij Ravenstein grenst aan het Jachthuis. De Ambachtsvrouwe is beschermelinge van onze schutterij en daar zijn we best trots op.

Vliedberg blijft geheimzinnige heuvel
“Tekens van tijd in het Zeeuwse landschap”, zo worden vliedbergen nogal eens omschreven. Het zijn heuveltjes die op de vreemdste plekken in het land liggen, vooral op Walcheren en Zuid-Beveland. Ze zijn ongeveer duizend jaar oud. In het kader van het Jaar van het Kasteel is er extra aandacht voor de vliedbergen.

Eigenlijk is de benaming vliedberg fout. "Die schijnt in vijftienhonderd-zoveel eens bedacht te zijn door een kroniekschrijver. Men ging er toen van uit dat de heuvels bedoeld waren als vluchtplaatsen bij een stormvloed. Vandaar vlieden ofwel vluchten", vertelt Dicky de Koning, enthousiast vorser naar de geschiedenis van de vliedbergen.
Als lid van de Archeologische Werkgroep Nederland, afdeling Zeeland, probeert De Koning via schriftelijke bronnen en gegevens uit archeologisch onderzoek de geheimen van de vliedbergen te ontrafelen. Met wisselend succes. "Het is moeilijk terug te denken in de tijd."


Een vliedberg (aan de 's Gravenpolderse weg)

De Koning heeft het dan over de elfde eeuw, als de schaarse bevolking in de Delta flink gaat groeien. De mensen gingen het liefst bouwen op een kreekrug, want dat was de handigste manier om natte voeten te voorkomen. Er ontstonden woonterpen. De basis voor veel vliedbergen is ook zo gelegd. Machtige lieden waren in die tijd de ambachtsheren. Zij hadden het meeste land en konden allerlei rechten (tol, vis, wind, jacht) uitoefenen. De graven van Vlaanderen en Holland streden om het bezit van Zeeland boven de Schelde. Ambachtsheren speelden in die krijg een rol. Om hun have en goed te beschermen tegen aanvallers legden ze verdedigingsheuvels aan, met daarop een (houten) toren. Dat zijn de huidige vliedbergen. Dicky de Koning vindt de naam werf of verdedigingsheuvel dan ook een veel correctere benaming. Ze wijst erop dat de heuvels op de top een beperkte doorsnee hebben, meestal tien tot twaalf meter. "Daar kon je nooit met het hele hebben en houwen van een woongemeenschap naar toe vluchten bij springtij. Veel te klein. Het onderstreept dat de heuvels een andere functie hadden." De Koning geeft aan dat de meeste bergjes begonnen met een hoogte van 1,5 meter. Dat was voldoende om vanuit een goede positie het krijgsvolk met pijl en boog te kunnen beschieten.

Een gracht van acht tot twaalf meter (en twee meter diep) vormde een extra verdedigingsgordel. Bovendien werd de toren met palen omkranst. In het verlengde van de verdedigingsheuvel bevond zich de voorhof, met een huis en/of boerderij. "Daar speelde het eigenlijke leven zich af. De ambachtsheer woonde er, of een zetbaas." Volgens De Koning beschikte een ambachtsheer over meerdere heuvels, strategisch gelegen langs de randen van zijn gebied en bij vaarwater. "Dat was de enige betrouwbare en altijd beschikbare weg."

 

De scheve torenspits van Kloetinge

Volgens het volksverhaal staat de torenspits van de Kloetingse kerktoren enigszins scheef op de toren zelf. En dat heeft zo zijn reden. Het is algemeen bekend dat die toren al eeuwenoud is. Eerst stond hij los van de kerk, maar later is de kerk aan de toren vast gebouwd.
De toren van Kapelle is volgens overlevering in dezelfde periode gebouwd als die van Kloetinge. Kloetinge was in die periode, vanzelfsprekend volgens de inwoners van het dorp, veel belangrijker dan Kapelle.
Het dorpsbestuur gaf de bouwmeester van de toren dan ook opdracht ervoor te zorgen dat de Kloetingse toren hoger moest zijn dan die van Kapelle. Dat beloofde de bouwmeester grif.
Toen dat bekend werd in Kapelle, gaven de vroede vaderen daar hun bouwmeester opdracht te verhinderen dat zoiets zou gebeuren. Stel je voor, Kapelle, met zijn lakenindustrie, was veel belangrijker dan dat dorpje vol boeren vlak bij Goes.
Beide torens waren vrijwel gelijktijdig afgebouwd. Men nam de torens de maat en wat bleek .......? Die van Kapelle was hoger dan die van Kloetinge. Dat verdroot de Kloetingse bouwmeester zo zeer, dat hij zich van ellende ophing aan de torenspits. De specie was nog vers en de bouwmeester een zwaar gezet mens. En zo komt het dat de torenspits van Kloetinge uit het lood staat.

 

De ambachtsheerlijkheid/jachthuis Kloetinge
Voor de middeleeuwse heersers, om het even of het Hollandse Graven, Hertogen van Beieren of Bourgondiërs waren, was het niet goed mogelijk een centraal gezag uit te oefenen. De gebrekkige verbindingen alleen al maakten dat onmogelijk. Redenen te over voor de regerende landsheer om zijn rijk onder te verdelen in kleinere, overzichtelijk te besturen gebieden. Hij 'leende' zo'n gebied uit aan een vertrouwelijke, die daar - namens de landsheer - bepaalde plichten moest vervullen, zoals het innen van belastingen en het uitoefenen van de lagere rechtspraak.

Als beloning voor de verrichte werkzaamheden kreeg de leenman bepaalde voorrechten: visrecht, plantrecht, jachtrecht, molenrecht, windrecht (= dat de molenaar een deel van zijn meel moest afstaan aan de ambachtsheer) en recht van grondaanwas. Het geleende gebied werd Ambacht genoemd, de bezitter van zo'n gebied Ambachtsheer. De ambachtsheer had de plicht voor de bewoners in zijn Ambachtsheerlijkheid te zorgen.

Van alle rechten zijn alleen het visrecht en het recht de leden van het handbooggilde 'Sint Sebastiaan' in Kloetinge te benoemen over. De Ambachtsheren waren schout over de niet-edelen of stelden zelf een schout (= hoofd van de rechtbank, toen ook een soort burgemeester) aan.

De heren van Clotinge (zo werd het toen nog gespeld) behoorden tot de Zeeuwse adel. Hun wapen droeg, zoals nu het oude gemeentewapen van Kloetinge, blauwe lelies op een gouden veld. De lelie komt waarschijnlijk van de familie Van Borsele en is de zogenaamde Franse lelie. De familie Van Borsele is familie van het Franse koningshuis “De Bourbon”. De wapens van de gemeente Nisse, ’s Abtskerke en Valkenisse dragen ieder op de een of andere wijze een lelie(s). Hieruit kunnen wij opmaken dat deze heerlijkheden hoogstwaarschijnlijk aan dezelfde familie hebben toebehoord.


Het wapen van Kloetinge

Een ambachtsheerlijkheid is een erfelijk (alleen in mannelijke lijn) - zelfs verkoopbaar - bezit geworden. De grenzen van een gebied als een ambachtsheerlijkheid werden op kruisingen en driesprongen aangeduid met een boom, meestal een linde de zogenaamde grenslinde.
De ambachtsheerlijkheid Kloetinge bestond uit veel bezittingen en was financieel zeer aantrekkelijk. In de late middeleeuwen was deze 3.634 'Gemeten' (een gemet is een oude maat die gelijk staat aan 0,3924 hectare) groot. De boerderij 'Weltevreden' behoort tot de Ambachtsheerlijkheid.

In de geschiedenis van het Ambacht Kloetinge komen we roemrijke geslachten tegen. Van Borsselen, Van Brederode, Graven van Rechteren. Na de familie Van der Bilt kwam het Ambacht in 1843 in het bezit van J.C. Patijn, aan wiens familie het nog steeds toebehoort. De Patijnweg is naar hem vernoemd. Doordat de Ambachtsheer rond 1880 niet meer in het grote Ambachtsherenhuis van Kloetinge (waar nu de pastorie en het voormalige gemeentehuis staan op het Geertesplein) woonde, maar in Zeist, wordt het in 1880 afgebroken. Ter vervanging is het Jachthuis aan de Nieuwstraat, nu Jachthuisstraat, gebouwd in 1878.

De huidige Ambachtsvrouwe is mevrouw J.J. van Dijk van 't Velde - Radermacher Schorer van Kloetinge. Zij is de achterkleindochter van degenen die 160 jaar geleden de grond én de titel kochten.


Het Jachthuis

Bekende inwoners

 

Agenda

Geen evenementen